Villa's en landgoederen in Borgele & Platvoet

Onderwerpen:  Villa Lievendaal   Huize Sonita   Landgoed Rande   Landgoed Veenhuis   Villa Borgelerhof (Ernest Adolf Muller)   Villa Molenenk   Villa De Uiterwaard (Paul Schoemaker / Han van Meegeren)   Villa ’t Löken (H.J. Ankersmit)   Villa Meijendael (W.P.C. Knuttel)  

Diepenveen is vanwege z'n bosrijke omgeving en landgoederen favoriet geweest bij gefortuneerde Deventenaren en de industriële elite. Vooral in de periode van pakweg 1880 tot 1935, waarin fabrikanten een grote welstand bereikt hadden, lieten deze prachtige huizen bouwen. In het gebied Borgele en Platvoet stonden ook vele villa's die gewoond werden door bekende Deventenaren, en sommige villa's zijn nog steeds te bewonderen.

Villa Lievendaal (Rustoord)

Naast de 'Oude Platvoet' werd in 1837 de villa Lievendaal gebouwd. Het herenhuis bestond uit 8 kamers, serre, dienstbodenkamer, keuken, bijkeuken en closets; ernaast stond een stal en lag een grote sier- en moestuin waarin vele vruchtbomen stonden.

In 1846 kocht de gepensioneerde chirurgijn majoor Gerhardus Petrus Stutterheim dit huis. Deze chirurgijn was in de Franse Tijd in dienst bij Keizer Napoleon Bonaparte. Hij reisde tijdens de vele veldtochten mee met het Franse leger en was als chirurgijn betrokken bij de behandeling van ernstig verwonde soldaten waarbij vele amputaties moesten worden uitgevoerd. Opleiding gebeurde destijds in de praktijk onder het motto "al doende leert men". De veldslag aan de Berezina in november 1912 tijdens het terugtrekken van het leger was verschrikkelijk. De ijzige kou en ook de oversteek door het ijskoude water werden velen fataal. Stutterheim maakte het allemaal mee en heeft waarschijnlijk vele levens gered. In 1846 vond de niet onbemiddelde chirurgijn de rust op de villa 'Lievendaal'. Stutterheim verhuisde later naar Deventer waar hij in 1864 overleed. De chirurgijn werd in Diepenveen op het Kerkplein begraven, zijn graf met de heel bijzonder bewerkte grafsteen is er nog steeds.

Later heeft de bekende Deventer kunstenaar Willem Korteling (1889-1964) in villa Lievendaal gewoond. Hij trok vanuit zijn ouderlijke woning aan de Zwolseweg naar de villa Lievendaal op de Platvoet. Later betrok hij villa Randerhoek aan het Kerkpad in Diepenveen. Willem Korteling was de zoon uit een bekend Deventer schildersgeslacht. Zijn eerste tekenlessen kreeg hij van zijn vader Bartus Korteling. Aanvankelijk was de achtertuin van het ouderlijk huis een bron voor zijn vele studies van bloemen, kippen en andere kleine dieren. Later breidde hij deze onderwerpen uit tot landschappen, kleinvee als kalveren en vogels en stillevens, die hij schilderde op een manier die even fijnzinnig als royaal van uitwerking was. Op de HBS was Willem Koretling klasgenoot van Han van Meegeren, die ook bekend zou maken als kunstschilder en nog meer als meestervervalser van werken van o.a. Johannes Vermeer.

De villa's is diverse malen geveild en gewisseld van eigenaar. In de jaren 1950 was groente boer Jan de Graaf aan de achterzijde gesitueerd, die zich later met een winkel aan de van Vlotenlaan te Deventer vestigde op de hoek Vermeerstraat.

De villa is eind jaren 60 afgebroken om plaats te maken voor de hoge flat. Een viertal lindes herinneren nog aan de plek waar de villa heeft gestaan.

Villa Huize Sonita

Aan de overkant van het tolhuis en bakker Teunissen stond 'Huize Sonita'. Het wordt door zijn bonte kleuren ook wel Villa Kakkelbont genoemd. Het pand is is 1906 gebouwd.

Hier heeft jarenlang tot 1954 de familie van Gurp gewoond. Vervolgens werd het pand tot 1970 bewoond door de familie Harmsen.

De villa is in de periode 1970-1972 gesloopd.


Landgoed Rande

Het landgoed Rande heeft een rijk verleden en bestond uit diverse landhuizen. Het oudste betrof de havezate Rande uit 1285 waarvan niets is overgebleven. Tegenwoordig is wel nog de oude toren bewaard gebleven van een groot landhuis dat Willem van Doetinchem, zoon van de schout van Deventer, hier in 1570 liet bouwen. Daarna verrees op dezelfde plek een neogotisch huis en een boerderij die beiden ook weer zijn afgebroken.

Nog wel zichtbaar is het iets verderop gelegen in 1853 door de heer Duymaer van Twist (gouverneur-generaal van Nederlands-Indië) aangekochte landgoed Smets Rande. Dit landgoed kreeg nationale bekendheid door zijn prominente aanwezigheid in het boek ‘Max Havelaar’ van Multatuli. In deze klassieker wordt zelfs gewag gemaakt van zijn ‘heimwee naar een Hollandse buitenplaats’. Die Hollandse buitenplaats, waar Duymaer van Twist rust zocht, was zijn landgoed Nieuw Rande.

Zie meer foto's en informatie op de pagina 'Landgoed Rande'


Landgoed Het Veenhuis

Het grote landhuis van buitengoed 'Veenhuis’ was gelegen aan de huidige Wetermansweg waar aan de voorname oprijlaan ook het 'erve Veenhuis' stond. De voormalige erve Veenhuis is reeds in de 13e eeuw gebouwd.

Na de Franse tijd werd Gerhard IJssel de Schepper de nieuwe eigenaar van het buitengoeden liet het landgoed opnieuw aanleggen in de populaire Engelse landschapstijl van de 19e eeuw. Na enkele veilingen en wisselingen van eigenaren viel het perceel steeds meer uiteen.

Een deel van het perceel werd in 1915 door Baron Stratenus samengevoegd met het landgoed 'Nieuw Rande' dat nog steeds te bezoeken is.

Zie meer foto's en informatie op de pagina 'Landgoed Het Veenhuis'


Villa Borgelerhof

De Borgelerhof lag op een karakteristieke plek. Komend vanuit de stad sloeg je, na passeren van Stegeman en Auping en het voormalige tolhuis, bij de T-splitsing linksaf naar de Oranjelaan (eerste stuk heet nu Havezatelaan) in de richting van het dorp. Op deze markante plek kwam je als het ware Diepenveen binnen.

De villa Borgelerhof is oorspronkelijk gebouwd in 1902 in opdracht van Martinus van Doorninck, die de villa liet bouwen voor zijn zoon Anton die gemeentesecretaris was in Diepenveen. Na het overlijden van vader Martinus van Doorninck laat zijn moeder Helena de Man de villa in 1908 openbaar veilen. Anton van Doorninck vertrok in februari 1908 naar Utrecht.

In 1908 wordt de villa geveild en gekocht door George Muller voor fl. 6500. Hij gaat er eerst samen met zijn broer Ernst Adolf Muller wonen, aan wie hij een jaar later de villa verkoop. Beiden broers waren sigarenfabrikanten. Ernst Adolf liet de villa in 1916 verbouwen.

Ernest Adolf Muller

Ernest Adolf Muller was directeur van ‘Muller & Co’ de grote sigarenfabriek bij de Hoge Hondstraat in Deventer.

Vooral voor en aan het begin van de Eerste Wereldoorlog ging het de firma voor de wind. In 1909 waren er maar liefst 15 sigarenfabrieken in Deventer. De familie Muller werd door de sigarenhandel heel vermogend. Verschillende panden langs de huidige Havezatelaan waren ook in hun bezit. Er was heel veel personeel die onder andere ook in deze huizen woonde.

De Tweede Wereldoorlog werd een ramp voor de joodse familie Muller, de meesten overleefde de concentratiekampen niet.

Een dochter kon tijdig onderduiken en overleefde de oorlog. Haar kinderen hebben de villa later verkocht aan een projectontwikkelaar.
In 2005 is de villa gesloopt en vervangen voor een nieuw appartementengebouw.

Villa Molenenk

Villa Molenenk is in 1912 gebouwd voor sigarenfabrikant D. Muller, op de plek waar voorheen boerderij De Winter of Winterplaetse lag.
In 1932 is de villa onder architectuur van M. van Harte verbouwd voor de familie Ankersmit.

Villa Molenenk lag op een eigen landgoed van 1,5 hectare en grenst aan het monumentale stadspark Het Nieuwe Plantsoen en de voormalige gemeentegrens tussen Deventer en Diepenveen.

De familie Ankersmit was bekend van de textielfabriek die aan de noordzijde Deventer aan de IJssel lag. Hendrik Jan Ankersmit begon in 1799 een manufacturenhandel in Deventer dat uitgroeide tot een succesvol bedrijf. De garens werden gekocht in Twente en in Engeland, het weven geschiedde in huisarbeid, waarmee Ankersmit feitelijk een fabrikeur was. In Deventer waren toen ook al een blauwververij en een kalandermolen om textiel te bewerken. In 1860 werd een stoomweverij gebouwd, maar vanwege de Amerikaanse Burgeroorlog stokte de aanvoer van katoen, daardoor kwam 'Ankersmit & Co' pas in 1865 in bedrijf. Men produceerde veel voor de export. De indigoblauwe stoffen waren onder meer bij de Toeareg in trek. Ook Nederlands-Indië was een belangrijk afzetgebied. Het bedrijf sloot in 1965.

In 2015 is de villa gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe woonzorglocatie met dezelfde naam.


Villa De Uiterwaard

De villa 'De Uiterwaard' op de Platvoetsdijk werd in 1920 gebouwd voor Nico Ankersmit, lid van de fabrikantenfamilie Ankersmit uit Deventer.

Later ging het echtpaar Schoemaker-Vaessen er wonen. Paul Schoemaker (1922-2011) was een telg uit het geslacht Schoemaker dat bekend werd als Deventer producent van wasmiddelen en suikerwerk. In 1917 werd de Industriële en Handelsmaatschappij Senzora opgericht. De naam kwam door een prijsvraag onder broers en zussen Schoemaker. Broer Antoon was met de samentrekking 'Schoemaker en Zonen Raamstraat' de winnaar. Paul die uit een gezin van 13 kinderen kwam, woonde met zijn ouders aan de Singel in het zogenaamde 'Zwarte Blok' waar drie katholieke families hun domicilie hadden: Schoemaker, Auping en Voorpool. Paul vertelde dat mevrouw Voorpool-Smit een broer had die in 1922 bisschop van IJsland was geworden. Als die bisschop bij zijn familie aan de Singel op bezoek kwam, was dat een heel bijzonder gebeuren.

Heel lang heeft het beruchte schilderij 'Het Laatste Avondmaal' van Han van Meegeren in de villa van Schoemaker gehangen. De Deventer industrieel wist het schilderij over te nemen van zijn vriend J.N.A van Caldenborgh. Deze had het in 1995 gekocht op een veiling bij veilinghuis Tajan in Parijs. Vereniging De Waag kreeg dit schilderij vervolgens in eigendom dankzij een schenking van de kinderen van Schoemaker. Hij en zijn vrouw Betty (1922-2016) wilden de stad dit bijzondere werk nalaten, waarna hun kinderen de beslissing namen om de wens van hun ouders na te komen en waardoor het stuk voorgoed in Deventer kon blijven. Het Laatste Avondmaal is nog steeds te bewonderen in De Waag.

 

Han van Meegeren

Han van Meegeren is vooral bekend als meestervervalser van onder andere schilderijen van Johannes Vermeer. Voor zijn eigen werk kreeg hij nooit de waardering die hij wilde, dus besloot hij schilderijen te vervalsen wat hem veel geld opleverde.

Niettemin had hij met enkele werken veel succes, en ook werd hij veel gevraagd als portretschilder. Een heel bekend werk van Van Meegeren onder zijn eigen naam was (en is nog steeds) in veel Nederlandse huiskamers terug te vinden, namelijk het Hertje, een koperdiepdruk uit 1921. Eigenlijk gaat het om een ree, een schilderij naar speelgoed van toenmalige prinses Juliana. Omdat de titel Het reetje van Juliana niet netjes gevonden werd, noemde men het werk naar een hertje. Van Meegeren maakte het tijdens een les op een academie voor freules in Den Haag, waar hij tekenleraar was.

Van Meegeren vond de plaatselijke critici vals en onwetend en hij wilde zijn gelijk bewijzen door hen publiekelijk te vernederen. Hij verkocht schilderijen aan de hogere klassen in de samenleving, maar kreeg kritiek omdat men hem niet origineel genoeg en te ouderwets vond. Als wraak wilde Van Meegeren een 'Vermeer' schilderen en zodra het werk bewonderd werd door zijn criticasters en de rest van de wereld.

De schilder genoot van zijn succes. Hij had eraan gedacht de fraude te onthullen, maar toen hij de valse Vermeer aan Museum Boijmans Van Beuningen verkocht voor een bedrag dat nu gelijk zou zijn aan ettelijke tientallen miljoenen euro's, bedacht hij zich. Hij had bewezen dat de kunstwereld goedgelovig was, en hij vond nu dat het hem paste om daarmee geld te verdienen. Toen de uit Deventer afkomstige schilder Willem Korteling ooit in 1937 'De Emmausgangers' in museum Boymans in Rotterdam aanschouwde, zou hij hebben gemompeld '’t is ’n Vermeer, moar de handjes bint van Van Meegeren!'

Tussen 1938 en 1945 exposeerde Van Meegeren zowel in Duitsland als in Nederland, onder meer bij Museum Boijmans. Hij maakte nog zes valse Vermeers. De kwaliteit van sommige van deze werken zou hem in andere tijden wellicht eerder hebben ontmaskerd, maar de wereld had het druk met de oorlog en de bezetting en Van Meegeren kon zijn activiteiten ongestoord voortzetten. Doordat er tijdens de bezetting toch al een actieve en geheimgehouden handel in kunst aan de gang was, konden Van Meegerens vervalsingen mooi meeliften. Zo werd zijn Christus en de overspelige vrouw aan Hermann Göring verkocht, hoewel er geen gegevens over de herkomst bekend waren.

Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog stuitten geallieerde troepen in Oostenrijk op een zoutmijn, waar de belangrijkste nazi's de kunstwerken hadden verborgen die ze hadden gestolen in de door het Derde Rijk bezette landen. De strijdkrachten lieten kunstexperts komen om zeker te stellen dat de schatten correct werden behandeld, geïdentificeerd en gerepatrieerd. Tussen deze schatten bevonden zich kunstwerken uit de verzameling van 'Reichsmarschall' Hermann Göring. In Görings collectie zat een “Vermeer” die men niet kon thuisbrengen, Christus en de overspelige vrouw. Een onderzoek leidde naar Van Meegeren, die in grote weelde leefde in het Roode Huys aan de Keizersgracht. Hij had het werk door bemiddeling van Petrus Jan Rienstra van Stuyvesande aan de kunsthandelaar Alois Miedl verkocht.

Omdat Van Meegeren de herkomst van het schilderij niet kon verklaren zonder toe te geven dat hij zelf de schilder was, dachten de Nederlandse autoriteiten dat hij een collaborateur was. In mei 1945 werd hij gearresteerd. Van Meegeren bevond zich nu in een lastig parket. Collaboratie kon worden bestraft met een langdurige gevangenisstraf of zelfs de doodstraf. Op vervalsing stond slechts twee jaar. Na enkele dagen in de cel vertelde hij de autoriteiten de waarheid. Hij werd aanvankelijk niet geloofd, maar men liet zich toch al gauw overtuigen. Van Meegeren werd opgesloten in Herengracht 458 van Duitser Alois Miedl (toen in gebruik bij het Militair Gezag) en schilderde daar onder toezicht nog een vervalsing: Christus in de tempel.

In november 1947 werd hij tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld. Zijn echtgenote heeft altijd beweerd dat zij nergens van op de hoogte was, ook toen haar werd gevraagd of het glaswerk en het kannetje op De Emmaüsgangers haar niet bekend voorkwamen, aangezien die bij haar thuis op de schoorsteenmantel stonden. Voordat zijn straf inging, overleed Van Meegeren op 58-jarige leeftijd in de Valeriuskliniek te Amsterdam aan een hartinfarct. Hij werd gecremeerd en later bijgezet op de Algemene Begraafplaats te Deventer.

Vandaag de dag is Van Meegeren hoofdzakelijk bekend als vervalser, maar wordt toch ook beschouwd als een talentvolle vakbekwame schilder. De vervalsingen van Van Meegeren waren niet van echt te onderscheiden. De kunstenaar verdient daarom de titel 'meestervervalser' want het is heel lastig om een olieverfschilderij na te maken en die te verkopen als 17e-eeuws werk. Van Meegeren gebruikte voor zijn vervalsingen 17e-eeuws canvas en mengde de verf met bakeliet. Dankzij deze kunststof droogde de verf op alsof het al honderden jaren oud was.Daarna ging het werk de oven in en boog hij de doeken om een cilinder waardoor er craquelé ontstond.

Villa ’t Löken (Lookersdijk 2)

Het rietgedekte, monumentale landhuis werd in 1920 door architect W.P.C. Knuttel ontworpen voor Hendrik Jan Ankersmit, een telg uit een textielfabrikantenfamilie. Het is de periode 1927-1937 afgebouwd.

De Engelse landhuisstijl is niet vreemd: fabrieksdirecteuren keken destijds de kunst af bij hun leveranciers in Engeland. Tuinarchitect Leonard Springer tekende niet alleen voor de aanleg van het Nieuwe Plantsoen, zoals de wijk heet, maar ook voor het tuinontwerp van ’t Löken waar klassieke rododendrons de hoofdrol spelen.

Hendrik Jan Ankersmit

Hendrik Jan werd geboren in 1895 als zoon van Dr H.J. (Hendrik Jan) Ankersmit en S.A. (Sophia Aleida) Bessem. Na de dood van zijn vader in 1923 volgde hij hem op als directeur van Ankersmit’s ’s textielfabrieken. In 1860 wordt samen met de drie zoons (waaronder Hendrik Jan de 3e) een fabriek gebouwd in de omgeving van de Lange Zandstraat op de Zandweerd. Daar bouwt hij een mechanische weverij en indigokuipververij. Als gevolg van de Amerikaanse burgeroorlog was er gebrek aan katoen waardoor de fabriek eerst in 1865 startte met het machinaal produceren van textiel. De fabriek heette toen Ankersmit & Co. In 1901 wordt de naam veranderd in Deventer Katoen Maatschappij, v/h Ankersmit & Co. Inmiddels stapte een vierde generatie Ankersmits het bedrijf binnen, waaronder H.J. de vierde. Uiteindelijk werkten er in deze textielfabriek meer dan duizend arbeiders. De vijfde generatie Ankersmit werkte verder aan het bedrijf nu onder de naam nv tot Exploitatie van Ankersmit"s Katoenfabrieken (1926). Hij bleef in de directie tot 1957.

Naast directeur van dit bedrijf en enkele dochtermaatschappijen vervulde hij tal van nevenfuncties in het bedrijfsleven en bankwezen. Daarnaast was hij lid Raad van Beroep voor de directe belastingen te Deventer en voorzitter Vereniging tot verbetering van woningtoestanden in Deventer. Belangrijk, maar ook tijdrovend was zijn functie als dijkgraaf van het Waterschap Salland, van 1954 tot 1 januari 1966. Onder zijn leiding werd begonnen met de aanleg van infrastructurele werken ter verbetering van de waterhuishouding van Salland. Behalve in het bedrijfsleven was Ankersmit ook actief in de politiek en het openbaar bestuur. Hij was onder meer voorzitter VVD afdeling Deventer en voorzitter VVD Kamerkring Overijsel tot 1952. In 1952 werd hij tot kamerlid gekozen voor de VVD. Hij hield zich in de Tweede Kamer vooral bezig met economische en financiële onderwerpen en was woordvoerder voor Surinaamse- en Antilliaanse zaken van zijn fractie. Hij heeft zich ook ingezet voor de bevordering van de luchtvaart Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de oprichting (1934) en ontwikkeling van de NV luchtvaartterrein Teuge. Hij was een enthousiast sportvlieger en behaalde als eerste in Deventer een motor vliegbrevet. Het verhaal gaat dat hij in de jaren dertig met een eenmotorige tweedekker onder de spoorbrug van Deventer zou zijn gevlogen. Een dergelijke daad wijst op een zekere stoutmoedigheid.

Dat hij die in ruime mate bezat bewees hij ook door in de Tweede Wereld oorlog aan het verzet deel te nemen (vooral aan de financiering daarvan). Mede daarom werd hij in april 1945 door het Militair Gezag tot waarnemend burgemeester van Deventer, benoemd. Deze functie vervulde hij tot en met mei 1945. Op 28 april 1951 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij huwde in 1921 met A.M. (Anna Maria) Bunschoten. Dit werd huwelijk ontbonden op 15 augustus 1924. Uit dit huwelijk werden 1 dochter en 1 zoon geboren. In 1925 trouwde hij met K. (Kareline) Bloemendal. Uit dit huwelijk werden 2 dochters en 1 zoon geboren. In 1965 wordt de fabriek overgenomen door Texoprint en de locatie in Deventer gesloten, waardoor op dat moment 10,7 % van de arbeidsplaatsen in de Deventer industrie verloren ging. De fabrieksgebouwen zijn inmiddels afgebroken. De SIED heeft een monument voor de fabriek opgericht.

Villa Meijendael (Lookersdijk 6)

In een groen en paradijselijk stukje Deventer vind je deze prachtige villa aan de Lookersdijk. De woning is ontworpen door de Deventer architect ir. W.P.C. Knuttel. De architect heeft het gebouwd voor eigen gebruik en heeft hier in de periode 1920 tot 1970 met zijn familie gewoond. Het interieur van de woning is nog vrijwel intact naar ontwerp van de architect. In 1998 is de woning aan de achterzijde uitgebouwd door architect A. Williams uit Diepenveen.

Binnenkijken in het duurste huis van Deventer? Zie dit artikel met filmpje uit de Stentor van 03 oktober 2020!

Willem P.C. Knuttel

Ir. Willem (Wim) Pieter Cornelis Knuttel (1886-1974) werd op 10 juni in 1886 geboren in Leiden en woonde later met zijn ouders en twee zusjes in Den Haag. Zijn vader ir. Daniel E.C. Knuttel was ook architect en een periode benoemd als Rijksbouwmeester. Wim ging naar een lagere school in Den Haag, een zogenaamde slöjdschool (met veel handenarbeid). Daarna volgde hij de HBS en een studie Bouwkunde aan de Technische Hoge School in Delft. In 1910 studeerde hij af en werkte hij als tekenaar bij de bouw van het Vredespaleis in Den Haag. Knuttel kwam in 1911 in Deventer wonen en associeerde zich met ir. J.D. Gantvoort die hij vermoedelijk kende uit Den Haag. Hij werkte mee aan het ontwerp gebouwen in Deventer, Schalkhaar en Den Haag die vooral in de stijl van Gantvoort zijn gebouwd. In die tijd was het voor jonge architecten niet gebruikelijk om de sprong naar het oosten te maken, maar er waren hier weinig architecten en dat bood een kans. Vanaf 1916 was hij zelfstandig gevestigd aan de Keizerstraat 18 (na 1954 omgenummerd naar 27).

Knuttel trouwde in 1913 met Margaretha J.A. Hemmes (1890-1974). Zij kregen drie kinderen: Dirk, Daniel en Margaretha. Echtgenote Margaretha was een bijzondere vrouw: pacifistisch, een strijdster voor het vrouwenkiesrecht en sociaal bewogen. Zij was de derde vrouwelijke studente bouwkunde aan de TH in Delft, maar maakte de studie niet af. In Deventer verzorgde zij o.a. de inrichting van een van de tehuizen van het psychiatrisch ziekenhuis Brinkgreven die haar echtgenoot had ontworpen. Mogelijk was zij ook betrokken bij het interieur van woningen.

De architect was zelf ook sociaal bewogen en werd in 1920 al bestuurslid van de ‘Vereniging tot Verbetering van de woningtoestand’ (VtV) in de gemeente Deventer. In opdracht van deze vereniging bouwde hij vanaf 1923 een groot complex voor arbeiders, het zogenaamde ‘Knutteldorp’. Ook hield hij voordrachten over de sociale woningbouw.

Het werk van Knuttel in Deventer en omgeving is zeer divers. In de periode voor 1940 bestaat het zowel uit wijken met sociale woningbouw als Knutteldorp en Hoornwerk en uit luxueuze villa’s. Deze laatste hebben vaak kenmerkende ronde vormen, ovale ramen en (rieten) daken en staan nog steeds in Deventer en de omliggende dorpen als Diepenveen, Schalkhaar, Holten, Gorssel en Eefde. Aan de Lokersdijk bouwde hij zijn eigen villa Meijendaal waar hij met zijn echtgenote van 1920 tot 1970 heeft gewoond. Knuttel ontwierp zowel bijzondere als eenvoudige rijtjeswoningen in Deventer tussen 1935 en 1950. Daarnaast maakte hij tot 1940 ontwerpen utiliteitsbouw als een garage, bioscoop, sigarenfabriek en een tehuis voor ouderen. Ook deed hij restauraties van oude panden. Verder bouwde hij in de binnenstad van Deventer de nieuwbouw van het gesloopte Jordenshofje. Uiteraard deed het bureau verbouwingen. Voor het psychiatrisch ziekenhuis Brinkgreven ontwierp hij een aantal gebouwen, zowel een gemeenschapsgebouw, een zusterhuis, een woonboerderij en enkele paviljoens. Knuttel werd zelfs benoemd als ‘huisarchitect’ van het complex in opdracht van het St. Elisabeths Gasthuis. Ook elders staat nog werk van Knuttel: in Den Haag (samen met Gantvoort) o.a. villa’s, een complex van 500 woningen en twee scholen. Verder bouwde hij in Schoorl een bijzonder vakantiegroepshuis en in Elspeet zelfs een doopsgezinde kerk en een vakantiegroepshuis. In Vught kreeg hij de opdracht voor een hofje, enkele woonwijken en boerderijen. In Eindhoven ontwierp hij een boerderij in opdracht van Frits Philips. De opdrachten buiten kreeg hij vaak via zijn netwerk of via familieleden als het echtpaar Fentener van Vlissingen- Van Beuningen.

In de Tweede Wereldoorlog werd Knuttel als notabel Deventenaar tijdelijk gegijzeld in een kamp in Sint-Michielsgestel. In Deventer was hij in 1945 benoemd als hoofd Kunstbescherming. Na 1945 werkte hij samen met zijn zoon Daniel (D.E.C.), ook bouwkundige, en met Ir. Withagen. In eerste instantie hield het bureau zich vooral bezig met de naoorlogse restauratie van tientallen monumenten in Deventer, zoals de toren van Lebuinuskerk, de Bergkerk, de Muntentoren en veel andere kleine panden. Verder was het bureau betrokken bij vele restauraties in andere delen van Overijssel zoals bij kasteel Het Nijenhuis in Heino, de kerk van Olst, de Scheperszaal in Zwolle, verder in Dalfsen, bij het raadhuis van Ootmarsum en kasteel Weldam in Goor. Dankzij hem bleef herberg De Bagatelle in Raalte behouden. In deze naoorlogse periode was er meer geld beschikbaar voor restauraties dan voor nieuwbouw, dus dat bood mogelijkheden. Vader en zoon ontwierpen samen en apart huizen in Deventer en omgeving, later ook flats zoals de eerste flat in Deventer, de Rembrandtflat. Daarnaast ontwierp het bureau een gymnasium aan de Nieuwe Markt, twee bejaardentehuizen (Deventer en Gorssel) en een school in Nijverdal. In het nieuwe Emmeloord bouwde het bureau enkele rijtjeshuizen. Het is niet altijd duidelijk of het ontwerp van vader of zoon komt.

Knuttel had een groot sociaal netwerk en veel bestuursfuncties, zoals vanaf 1920 bij de eerder genoemde VtV. Ook was hij erg geïnteresseerd in landschapsarchitectuur en natuurbescherming en als zodanig in 1925 betrokken bij de oprichting en bestuur van Het Oversticht. Verder was hij actief bij de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) in Overijssel, de Provinciale Planologische Dienst Overijssel, de inrichting van de Noordoostpolder (na 1945), de Arbitrage Commissie voor bouwbedrijven, het College Waterschap Salland en in het bestuur van het Overijssels Landschap. Na WO2 was hij medeoprichter van de Deventer Monumenten Commissie, het Wederopbouwbureau in Deventer en de stichting Oud-Deventer. In 1960 werd hij ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van Het Oversticht benoemd als officier in de orde van Oranje-Nassau. Vanwege de restauratieprojecten ontving hij in 1966 (als eerste en enige) de provinciale Geert Groote Prijs.

In 1966 vierde Knuttel zijn 80-ste verjaardag met een groot feest in de tuin van zijn huis aan de Lokersdijk. In 1970 verhuisde het echtpaar naar Ellecom. Ze overleden allebei in 1974, mevrouw Knuttel op 12 juli en Knuttel zelf op 15 november in Rheden.

Bronnen:

  • Historische Vereniging Dorp Diepenveen e.o.
  • "Wikipedia"", geraadpleegd in april en mei 2025

© Samenstelling en vormgeving: Eric A. Slim te Deventer | Sjabloon: html5up.net | Disclaimer
Deze website is gemaakt in samenwerking met de Historische Vereniging Dorp Diepenveen en omgeving en wijkvereniging Borgele - Platvoet